Het misbruik van tongen in Korinthe
een onderzoek in 1 Korinthe
door
Robert C. Brock
In deze studie gaat onze aandacht uit naar het spreken in tongen.
Achtergrond
De eerste keer dat spreken in tongen wordt genoemd is te vinden in Markus 16:17.
Volgens het evangelie van het Koninkrijk van de Hemelen (het enige op dat moment bekende evangelie), was spreken in tongen een zekere aanwijzing van geloof. Het Griekse woord voor tongen is "glossa," taal. Het wordt gebruikt voor de tong in iemands mond en voor het communiceren met een ander door het gebruik van woorden. Ik zal deze twee betekenis onderling uitwisselbaar gebruiken.
De vervulling van de belofte van Markus 16:17 is te vinden in Handelingen 2:4.
Volgens 6:11 begrepen zij die hen in talen hoorden spreken duidelijk wat er werd gezegd. Het evangelie van het Koninkrijk der Hemelen werd in vele vreemde talen verkondigd aan Joden die uit alle delen van dat deel van de wereld naar Jeruzalem waren gekomen.
Het spreken in talen wordt in slechts drie boeken van het Oude Testament genoemd - Markus (16:17), Handelingen (2:4, 11; 10:46; 19:6), I Korinthe (12:10, 28; 14).
Spreken in talen was een geschenk, omdat degene die deze gave bezat onmiddellijk kon spreken in een vreemde taal, zonder die eerst te hoeven leren. Dit is wat gebeurde op de Pinksterdag en ook op andere momenten.
De toestand in Korinthe
De toestand van de gelovigen in Korinthe moet in aanmerking genomen worden wanneer we met dit onderwerp omgaan. In 1 Korinthe 3:1-3 noemde Paulus de gelovigen "vleselijk" (twee maal) en "onmondigen in Christus" (één maal). Hij zei ook dat ze niet geestelijk waren, en dat hij hen niet kon voeden met het vlees van het woord, maar met melk, omdat zij niet in staat waren het solide onderwijs van het woord van God te verteren.
Het spreken in tongen dat in 1 Korinthe 12 en 14 wordt genoemd, is dezelfde gave die in het boek Handelingen wordt genoemd. Er is geen aanwijzing dat deze gave van talen ooit veranderde of anders van karakter of doelstelling werd. Paulus en Lukas gebruikten dezelfde woordenschat bij het vermelden van deze gave. De enige conclusie die we kunnen trekken is dat dit dezelfde gave was, en dat God toestond dat ook de heidense gelovigen deze gave voor een tijd bezaten, tijdens de Handelingen periode.
Hoewel de gave van spreken in talen oorspronkelijk was gegeven aan de natie Israel (Markus 16:17; Handelingen 2:4), laat een passage in Romeinen ons zien dat de vroege heidenen ook deze gaven bezaten.
Niet alleen leren we van de liefde van de geredde heidenen voor hun Joodse broeders, we leren ook dat de "geestelijke dingen" identiek zijn aan die van 1 Korinthe 12 en 14.
Dit heeft geleid tot zeer slechte theologie in verband met dit onderwerp, zelfs inclusief de gedachte aan spreken in een hemelse- of engeltaal. Alle talen die in Handelingen 2 werden gesproken waren bekende talen.
Het misbruik
In 1 Korinthe 14 noemde Paulus acht gevallen van misbruik in verband met spreken in tongen. Gedurende die tijd was het correct om in talen te spreken, en Paulus moedigde hen zelfs aan het te doen (1 Kor. 14:39), maar het diende op de juiste wijze gedaan te worden om zo de Heer een genoegen te doen.
De hele brief van 1 Korinthe is corrigerend van aard, en hoofdstuk 14 is een uitstekend voorbeeld hiervan. Wanneer dit hoofdstuk wordt bestudeerd in samenhang met Handelingen 2, is het contrast opvallend.
Misbruik #1.
De gelovigen in Korinthe spraken tot God. Dit is te zien in vers 2.
In Handelingen 2 spraken de gelovigen tot mensen van hun eigen ras.
De Korinthiërs waren schuldig aan het compleet omdraaien van Gods doel met het spreken in talen. In Handelingen 2 was het doel van deze gave om het evangelie van het Koninkrijk van de Hemelen te preken aan Joden die in Jeruzalem waren voor het Pinksterfeest. In Korinthe gebruikte men deze gave om tot God te spreken, wat uiteraard onnodig was, want zij konden in hun eigen taal tot God spreken. Dit was een misbruik van een door God gegeven gave, en het leidde tot andere misbruiken die in 1 Korinthe 14 genoemd worden.
Misbruik #2.
De Korinthiërs spraken in geheimen.
In Handelingen 2 spraken zij in talen spraken de werken van God. Handelingen 2:11 stelt:
Wat een contrast!
In Korinthe konden zij die in geheimen spraken niet door mensen verstaan worden. Waarom? Omdat het woord "geheim" hier verstaan wordt in de foute zin van verwijzen naar de mysterie-religies, die in overvloed bij de heidenen aanwezig waren. Mysteriën zijn geheimen, en ongeacht of het nu goede of slechte geheimen waren, de Korinthiërs konden elkaar niet verstaan. Maar zij die in Handelingen 2 genoemd werden begrepen wat er tot hen werd gesproken.
Misbruik #3.
De Korinthiërs bouwden zichzelf op door het gebruik van deze gave.
Het contrast is hier niet met Handelingen 2, maar met een andere gave - de gave van profetie. Zij gebruikten de gave van talen om zichzelf op te bouwen, en niet de gave van profetie, die het element van onderwijs in zich heeft. Paulus toonde in een aantal verzen in 1 Korinthe 14 aan dat de gave van profetie van meer belang is dan de gave van talen (:5, 12, 24-25).
De dingen die opbouwen zijn goddelijke liefde (1 Kor, 8:10) en de gaven van Efeze 4:11-12, waarvan profetie eer één is. De gave van talen kan niemand opbouwen. Het gebruiken van een gave voor persoonlijke opbouw is verkeerd.
Misbruik #4.
De Korinthiërs gebruikten deze gave om mee te bidden.
Let op wat vers 15 zegt.
Paulus bedoelde dat wanneer je tot God bidt, de geest en het verstand in overeenstemming dienen te zijn, weten wat er wordt gezegd. Hetzelfde gaat op voor zingen. Dit sluit de gave van tongen uit als middel om tot God te bidden. De gave van tongen werd niet gegeven voor het doel van bidden tot God. Een gelovige dient tot God te bidden in de taal die hij of zij dagelijks gebruikt. Dit is de taal die God van ons verwacht wanneer we bidden.
Misbruik #5.
De Korinthiërs beoefenden deze gave in verband met gelovigen.
Dit vers bevestigt het feit dat deze gave dezelfde gave is die in Handelingen 2 werd uitgeoefend. De gave van talen is een teken gave, en onze Heer noemde die ook in Markus 16:17.
Het Joodse volk had tekenen van God nodig.
De Korinthiërs draaiden de richting van deze gave om. In plaats van de gave uit te oefenen in de aanwezigheid van ongeredden, zoals dat gebeurde in de Pinksterdag, spraken zij in talen in de aanwezigheid van gelovigen. Het was de gave van profetie die voor gelovigen was, niet de gave van talen.
De Korinthiërs waren verward. Dit was te wijten aan hun vleselijke toestand, en vanwege het feit dat ze onmondigen in Christus waren.
Misbruik #6.
De gelovigen spraken ineens in tongen.
Dit misbruik bracht de ongeredden er toe te denken dat de gelovigen gek waren. Ineens in talen spreken schiep alleen maar verwarring, herrie en beroering. God is niet Iemand van verwarring (vers 33).
Paulus legde regels neer voor de uitoefening van deze gave.
Spreken in talen moest op een bepaald moment gedaan worden, om beurten, en niet meer dan drie mensen tegelijk konden dit doen. Dit bracht een ordelijke manier van het gebruiken van de gave, zodat het maximum aan voordeel eruit gehaald kon worden. Een vertaler was absoluut nodig, omdat een vertaler de vreemde taal vertaalde in de eigen taal van de toehoorders. Indien er geen vertaler aanwezig was, moest er niet in talen gesproken worden. Paulus sloot dit hoofdstuk door te zeggen:
Misbruik #7.
De gelovigen spraken in tongen zonder een vertaler.
Hun misbruik van tongen en interpretatie leidde tot het schrijven van dit vers. Het Griekse woord dat voor "interpretatie" wordt gebruikt betekent in wezen "vertalen." Degene die deze gave had, had de onmiddellijk mogelijkheid om te vertalen uit de gesproken taal naar de taal van hen die het hoorden. Indien iemand in talen wenste te spreken, maar er was niemand om het voor hem te vertalen, dan moest hij zwijgen.
"Misbruik #8.
Spreken in talen werd meestal door de vrouwen in de ecclesia gedaan. Het waren de mannen die de leiders van de ecclesia moesten zijn, niet de vrouwen. Daarom moest Paulus schrijven:
Het leiderschap moest in de handen van de mannen zijn in de lokale bijeenkomsten. Dat is waarom er oudsten, bisschoppen en diakenen in de lokale ecclesia moesten zijn. De vrouwen die in talen spraken namen enkele aspecten weg van het leiderschap van de mannen. Spreken in tongen was zeer indrukwekkend en naar hen die het regelmatig beoefenden zou als leiders worden opgekeken. Dat was het gevaar dat gecorrigeerd moest worden.
Gevolgen
Welk soort gevolgen werden door het misbruik van deze gave tot stand gebracht? Er zijn er vier. Waren het goede of slechte gevolgen?
De lengte van de gave
Hoe lang zou deze gave van tongen duren? Het antwoord op deze vraag is te vinden in 1 Korinthe 13:8-11.
Deze rijke passage van Gods woord wordt gewoonlijk "Het liefdeshoofdstuk" genoemd, maar er veel meer dan dat in te vinden. Het leert duidelijk dat spreken in tongen slechts een tijdelijke gave was. In vers 8 worden drie gaven van de Geest genoemd: de gave van profetie, de gave van tongen en de gave van kennis.
Vers acht leert duidelijk dat alle drie gaven tijdelijk waren.
De Schrift stelt dat de gave van het spreken in tongen vanzelf zal ophouden. Het werkwoord staat in de "middle voice" - "van zichzelf." Deze gave zou op den duur vanzelf uitsterven. Er is geen Bijbelse aanwijzing dat ze teruggebracht zou worden om opnieuw door gelovigen gepraktiseerd te worden in onze bedeling van genade.
Het beëindigen van de gave van spreken in tongen vond plaats aan het einde van Handelingen 28. Dit hoofdstuk vertegenwoordigt een zeer belangrijke Bijbelse grenslijn in Gods handelen met het menselijk ras. Het was daar dat God tijdelijk Zijn plannen en doelstelling opschortte met de natie Israel (Hand. 28:25-28). Tongen waren tot "teken" (1 Kor. 14:22 en Markus 16:17), en de Joden vroegen om een "teken" (1 Kor. 1:22). Aangezien God nu niet bezig is met de natie Israel, is er geen behoefte aan "tekenen."
Vandaag hebben ontelbare mensen dezelfde houding die de Schriftgeleerden en Farizeeën hadden in de dagen van Jezus. We zouden ons het antwoord ter harte moeten nemen dat de Heer hen gaf in Mattheüs 12:38,39, toen zij Hem om een teken vroegen.
Gelovigen moeten geen teken zoeken tijdens deze bedeling van genade.
De schrijfdatum van het boek Handelingen wordt over het algemeen gegeven rond 62 n. Chr. Dit tijdgedeelte wordt verder versterkt door de zinsnede "dat wat voltooid is" (vers 10), verwijzend naar de completering van het woord van God. Kort nadat de gave van het spreken in tongen uigestorven was, werd de Bijbel gecompleteerd door de apostel Paulus. Zijn laatste brief, 2 Timotheüs, werd geschreven rond 67 n.Chr., het woord van God compleet makend. Paulus schreef deze woorden in Kolossenzen 1:25: "om in jullie het woord van God te completeren". Het completeren van het woord van God is wat in 1 Korinthe 13:10 wordt bedoeld. "Maar wanneer de volwassenheid zal komen," verwijst naar de Schrift. 1 Korinthe 13:11 is de praktische toepassing van vers 8-10. Paulus stelde dat hij sprak als een kind toen hij een kind was. Dit Griekse woord voor "kind" wordt in 1 Korinthe 13:10 vertaald met "onvolwassnheid." De Korintische gelovigen zouden het verband opgemerkt moeten hebben door het gebruik van dit Griekse woord. Spreken in talen was verbonden met het zijn van een kind of onvolwassene, en ze zouden deze dingen moeten afschaffen wanneer ze opgegroeid zouden zijn als volgroeide volwassenen in de Heer. Net zoals de kindertijd een tijdelijk deel van het leven is, dienden ook de gaven van de Geest uitgeoefend te worden gedurende een tijdelijke tijdsperiode.
Overdenk 1 Korinthe 13:13.
Er is in dit vers iets weggelaten. Er is geen melding van de tekengaven. De enige dingen die vandaag bij God gelden zijn "geloof, verwachting en liefde."
Let alstublieft op het woordje "nu." Geloof, verwachting en liefde zijn NU belangrijke dingen!
1985
Noten.
*1) - Paulus schreef een aantal malen dat de boodschap die hij predikte
ontvangen was van de verrezen Heer Galaten 1:11-12; Efeze 3:3; 2 Korinthe 12:1, 7).
*2) - Indien iemand niet instemde met Paulus en met hem wilde strijden, ging Paulus met hem niet het gevecht aan over de waarheid. Hij zou hem gewoon in zijn onwetende
toestand laten. Deze onwetende toestand stamt af van een gesloten denken - een onleerbaar denken.
Bron: